Zeekraal of Salicornia is een eenjarige plant, die behoort tot de uitgebreide familie van de ganzenvoeten (chenapodiaceae). Vroeger werd dit als een aparte familie gezien, maar tegenwoordig wordt ze ingedeeld als een subfamilie van de familie Amaranthaceae die behoort tot de Orde van de bloeiende planten.

Grove indeling: twee categorieën

Onder biologen staat het onderbrengen van Salicornia in soorten bekend als een lastig probleem. Genetisch verschillende soorten vertonen vaak grote uiterlijke gelijkenis. En van planten die in hun verschijningsvorm sterk afwijken, blijkt dat ze toch tot dezelfde genetische soort teruggebracht kunnen worden. Er is dan ook veel verwarring, maar genetisch onderzoek helpt om meer duidelijkheid te creëren.

Grofweg zijn er twee categorieën Salicornia:

1. Diploïde Salicornia soorten ofwel kortarige zeekraal.

Deze hebben meer vertakkingen en korte aren of ‘spikes’ (de topjes waarin eerst bloemen en daarna zaad worden gevormd).

2. Polyploïde soorten, ofwel langarige zeekraal.

Deze hebben veelal langere spikes en vaak ook langere segmenten, maar minder vertakkingen. Zij zijn ontstaan door mutaties in de diploïde soorten, waarbij halve of hele verdubbelingen van de twee sets van negen chromosomen optreden. Bij een halve verdubbeling ontstaan triploïde soorten en bij een hele verdubbeling heten ze tetraploid (vier sets van negen genen), meer verdubbelingen zijn mogelijk (verzamelnaam polyploïden).

Langarige zeekraal (Salicornia bigelovii in bloei)

Verschil tussen diploïde en polypoïde soorten

Het verschil tussen de diploïde en de polyploïde soorten is interessant, omdat het van belang zou kunnen zijn bij de verdere ontwikkeling van zeekraal tot een echt landbouwgewas. De noodzaak daarvoor dient zich aan omdat de oogst in natuurgebieden steeds verder aan banden wordt gelegd. Tegelijkertijd groeit de markt voor zeekraal en is verzilting van akkerland een toenemend fenomeen in kuststreken. Er is dus meer en meer potentie voor een halofiet landbouwgewas. Vergeleken met de traditionele groenten in het schap, die door de eeuwen heen door selectie en kruisen tot landbouwgewas zijn ontwikkeld, staat zeekraal nog heel dicht bij de oorspronkelijke wilde plant. Het is nog nauwelijks een echt landbouwgewas met een voorspelbare kwaliteit en opbrengst.

Er zijn aanwijzingen dat polyploïde soorten eetbaarder zijn (makkelijker verteerbaar) omdat de cellen groter zijn en daarom relatief minder cellulose bevatten. Voorbeelden zijn bananen en raaigras. De bananen die wij lekker vinden zijn meestal geëvolueerd van diploïde naar triploïde soorten, want die hebben meer vruchtvlees. Tetraploïde raaigras is makkelijker verteerbaar dan de diploïde raaigrasvarianten. Het vee groeit daar beter en sneller op. De diploïde soorten zijn vezeliger en harder, die worden dan weer gebruikt voor de spijsvertering.