In Nederland groeien vooral de diploïde, kortarige Salicornia europea (ondersoort Salicornia ramosissima) en de tetraploïde, langarige Salicornia procumbens. De eerste groeit wat hoger op de kwelders en is minder zouttolerant. Hoewel deze twee soorten nog steeds vrij ruim in Nederland aanwezig zijn, worden ze nog maar weinig in het wild geoogst. Dit heeft vooral te maken met het feit dat ze meestal in kwetsbare natuurgebieden – kwelders en wadden – groeien waar strenge regels voor het snijden van zeekraal gelden. Daarom komt de meeste zomerzeekraal nu uit Frankrijk, waar met name in de estuaria in Normandië en Bretagne uitgestrekte zeekraalgebieden zijn waar de oogst in het wild weliswaar streng gereglementeerd is, maar toch nog op vrij grote schaal toegestaan. De Franse zomersoorten zijn dezelfde die in Nederland in het wild voorkomen: Salicornia ramosissima en Salicornia procumbens. In het jonge stadium waarin de plantjes worden gesneden is het vrij moeilijk onderscheid tussen die twee te maken. Daarom wordt in de verkoop (en in het schap) doorgaans geen onderscheid gemaakt.

De zeekraal die we oogsten komt alleen in de zomer nog uit het wild. In alle andere gevallen wordt hij geteeld in de volle grond of in kassen in de woestijn.

In Nederland zijn tot nu toe vooral Zeeuwse boeren bezig met zeekraalteelt als alternatief voor landbouw in verziltende kustgebieden en vooruitlopend op een mogelijk strengere reglementering in Frankrijk. Ze werken met zaad dat in het wild op de kwelder wordt gewonnen (dus S. procumbens en/of S. ramosissima) of met een iets verder tot landbouwgewas ontwikkelde S. ramosissima variant die sinds enige tijd als zaad op de markt wordt gebracht.